ECLI:NL:CRVB:2017:794

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
16/3177 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing maatwerkvoorziening voor vreemdelingen op grond van de Wmo 2015

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van vreemdelingen die een verzoek hebben ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam voor een tijdelijke maatwerkvoorziening in de vorm van maatschappelijke opvang. Het college heeft dit verzoek afgewezen op 23 april 2015, en deze afwijzing is later door het college bevestigd in een bestreden besluit van 30 september 2015. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 22 april 2016 het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat appellanten geen aanspraak konden maken op een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat de appellanten, als vreemdelingen, niet voldoen aan de voorwaarden voor een maatwerkvoorziening zoals gesteld in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin is vastgesteld dat vreemdelingen niet gelijkgesteld kunnen worden aan Nederlanders voor de toepassing van deze wet.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 februari 2017.

Uitspraak

16/3177 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de (voorzieningenrechter van de) rechtbank Amsterdam van 22 april 2016, 15/6717 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellanten] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. J. Klaas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Appellanten hebben nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 16/2951, 16/2962, 16/2964, 16/2965, 16/3016, 16/3017, 16/3018, 16/3019, 16/3020, 16/3022, 16/3023, 16/3024, 16/3025, 16/3105, 16/3168, 16/3176, 16/3177, 16/3196, 16/3198, 16/3199, 16/3201, 16/3202, 16/3203, 16/3204 en 16/3206 heeft gevoegd plaatsgehad op 1 februari 2017. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten zijn vreemdelingen als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Appellanten hebben het college verzocht een tijdelijke maatwerkvoorziening te treffen bestaande uit passende maatschappelijke opvang.
1.3.
Bij besluit van 23 april 2015 heeft het college dit verzoek afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 30 september 2015 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellanten tegen het besluit van 23 april 2015 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college, voor zover van belang, de afwijzing van een maatwerkvoorziening bestaande uit opvang, gebaseerd op artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep voor zover dat betrekking heeft op de Wmo 2015 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank onder verwijzing naar artikel 1.2.2 van de Wmo 2015 geoordeeld dat appellanten geen aanspraak kunnen maken op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
3. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad volgt appellanten niet in hun beroepsgrond dat zij recht hebben op een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo 2015 en dat zij deze met de geboden opvang ook hebben gekregen. De Raad verwijst naar zijn oordeel zoals dat is neergelegd in zijn uitspraak van 22 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1. Vreemdelingen als appellanten zijn geen vreemdelingen als bedoeld in artikel 1.2.2, eerste lid, van de Wmo 2015 en zijn ook niet op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met een Nederlander gelijkgesteld. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat, gelet op het bepaalde in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015, appellanten geen aanspraak kunnen maken op een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo 2015. Hetgeen appellanten in onderhavige zaak meer of anders hebben aangevoerd brengt de Raad niet tot een ander oordeel.
4.2.
De aangevallen uitspraak komt voor zover deze betrekking heeft op de Wmo 2015 voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de Wmo 2015.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2017.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) M.S.E.S. Umans

TM