Uitspraak
25 maart 2016, 15/5184 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die een verzoek heeft ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam voor een tijdelijke maatwerkvoorziening in de vorm van maatschappelijke opvang. Het college heeft dit verzoek afgewezen op 30 maart 2015, en het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing werd op 3 augustus 2015 ongegrond verklaard. De appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam, die op 25 maart 2016 het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de appellant geen aanspraak kon maken op een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), specifiek verwijzend naar artikel 1.2.2 van deze wet.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld en vastgesteld dat de appellant geen vreemdeling is in de zin van artikel 1.2.2, eerste lid, van de Wmo 2015, en ook niet gelijkgesteld kan worden aan een Nederlander op basis van artikel 2.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 22 februari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1) en concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de appellant geen recht heeft op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door N.R. Docter, met M.S.E.S. Umans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 februari 2017.