Uitspraak
1 april 2016, 15/6661 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek afgewezen op 23 april 2015 en het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard in een besluit van 30 september 2015. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de appellant geen recht had op een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015, en dat hij niet gelijkgesteld kan worden aan een Nederlander op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin soortgelijke overwegingen zijn gemaakt. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de appellant geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 februari 2017.