Uitspraak
1 april 2016, 15/5963 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek op 17 april 2015 afgewezen, en het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing werd op 4 september 2015 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 1 april 2016 geoordeeld dat de appellant geen recht had op een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015. De Raad heeft bevestigd dat de appellant geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening, aangezien hij niet als vreemdeling in de zin van de wet kan worden aangemerkt. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin soortgelijke overwegingen zijn gemaakt. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter L.M. Tobé en griffier B. Dogan.