ECLI:NL:CRVB:2017:724

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
16/2272 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van maatwerkvoorziening voor vreemdeling op basis van het koppelingsbeginsel in de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek op 17 april 2015 afgewezen, en dit besluit werd later door het college bevestigd in een bestreden besluit op 11 september 2015. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat appellante geen recht had op een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

In hoger beroep heeft de Raad de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeert dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015, en dat zij niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin soortgelijke overwegingen zijn gemaakt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

16/2272 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 april 2016, 15/6064 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H. Kruseman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 16/2153, 16/2154, 16/2155, 16/2156, 16/2157, 16/2160, 16/2218, 16/2220, 16/2222, 16/2223, 16/2224, 16/2225, 16/2226, 16/2229, 16/2268, 16/2269, 16/2271, 15/2272, 16/2375, 16/2376, 16/2378, 16/2379, 16/2418, 16/2419 en 16/2423 heeft gevoegd plaatsgehad op 18 januari 2017. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Appellante heeft het college verzocht een tijdelijke maatwerkvoorziening te treffen bestaande uit passende maatschappelijke opvang.
1.3.
Bij besluit van 17 april 2015 heeft het college dit verzoek afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 11 september 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 17 april 2015 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college, voor zover van belang, de afwijzing van een maatwerkvoorziening bestaande uit opvang gebaseerd op artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep voor zover dat betrekking heeft op de Wmo 2015 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank onder verwijzing naar artikel 1.2.2 van de Wmo 2015 geoordeeld dat appellante geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
3. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante is geen vreemdeling als bedoeld in artikel 1.2.2, eerste lid, van de Wmo 2015 en is ook niet op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met een Nederlander gelijkgesteld. Voor zover appellante in hoger beroep aanvoert dat zij recht heeft op een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo 2015, verwijst de Raad naar zijn oordeel zoals dat is neergelegd in zijn uitspraak van 22 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat appellante geen aanspraak kan maken op een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo 2015. Hetgeen appellante in onderhavige zaak meer of anders heeft aangevoerd brengt de Raad niet tot een ander oordeel.
4.2.
De aangevallen uitspraak komt voor zover deze betrekking heeft op de Wmo 2015 voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de Wmo 2015.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2017.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) B. Dogan

NW