Uitspraak
25 maart 2016, 15/5267 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek afgewezen op basis van artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad concludeert dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de Wmo 2015, en dat hij niet gelijkgesteld kan worden aan een Nederlander op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin soortgelijke overwegingen zijn gemaakt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de appellant geen recht heeft op de gevraagde maatwerkvoorziening.
De uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, met B. Dogan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 februari 2017. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien partijen niet zijn verschenen tijdens de zitting.