Uitspraak
11 maart 2016, 15/5028 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek op 17 maart 2015 afgewezen, en het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing werd op 29 juli 2015 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 11 maart 2016 geoordeeld dat de appellant geen recht had op een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015. De Raad heeft bevestigd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de appellant geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening. De Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin dezelfde juridische overwegingen zijn gemaakt.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.