ECLI:NL:CRVB:2017:69
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Appellante, die als zorgbemiddelaar werkte, had zich op 4 september 2013 ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat zij per 11 september 2014 geschikt was voor haar arbeid en had haar recht op ziekengeld beëindigd. Appellante betwistte deze beslissing en voerde aan dat haar klachten haar ongeschikt maakten voor haar functie. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen van het Uwv. De rapporten van de verzekeringsartsen gaven aan dat appellante op de datum in geding niet ongeschikt was voor haar arbeid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.