ECLI:NL:CRVB:2017:677
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de intrekking van bijstand op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de intrekking van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor twee betrokkenen, die van 1 februari 2011 tot en met 19 november 2011 bijstand ontvingen. De appellant, het dagelijks bestuur van de uitvoeringsorganisatie Laborijn te Doetinchem, stelde dat de betrokkenen een gezamenlijke huishouding voerden, wat leidde tot de intrekking van hun bijstandsuitkeringen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de intrekking niet terecht was, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat betrokkene 1 zijn hoofdverblijf had op het adres van betrokkene 2.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat betrokkene 1 in de relevante periode op het adres van betrokkene 2 woonde. De Raad oordeelde dat de getuigenverklaringen van bewoners van de straat waar betrokkene 1 zou wonen niet overtuigend genoeg waren om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor de intrekking bij het bijstandverlenend orgaan ligt.
De uitspraak concludeert met de bevestiging van de eerdere beslissing, het opleggen van griffierechten aan de appellant en de veroordeling van de appellant in de proceskosten van betrokkene 1. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.