ECLI:NL:CRVB:2017:659
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlenging van schorsing van een militair in het belang van de dienst na aangifte van geweldpleging
In deze zaak gaat het om de verlenging van de schorsing van een militair, appellant, die was geschorst in afwachting van een strafrechtelijk onderzoek naar een aangifte van geweldpleging. Appellant was in de rang van Soldaat der Derde Klasse geplaatst bij het 130 Squadron van de Koninklijke Luchtmacht en was tewerkgesteld op de vliegbasis Woensdrecht. De commandant van de Koninklijke Militaire School Luchtmacht had appellant op 19 augustus 2014 geschorst, omdat het belang van de dienst vorderde dat hij zijn werkzaamheden niet verrichtte. Deze schorsing werd later, op 14 november 2014, verlengd tot de datum van de uitslag van het strafrechtelijk onderzoek, echter uiterlijk voor de duur van drie maanden.
De rechtbank Den Haag had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat de commandant zich op het standpunt mocht stellen dat het belang van de dienst vorderde dat appellant zijn werkzaamheden niet verrichtte, gezien de aard en ernst van de verdenking. De Raad bevestigde dat de schorsing niet voor onbepaalde tijd was verlengd, maar tot de uitslag van het strafrechtelijk onderzoek, en dat de commandant na deze periode opnieuw tot verlenging had besloten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.