ECLI:NL:CRVB:2017:658
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van invaliditeit van een voormalig militair in het kader van een verzoek om militair invaliditeitspensioen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van invaliditeit van appellant, een voormalig kok bij de Koninklijke Marine. Appellant had verzocht om toekenning van een militair invaliditeitspensioen, na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat in 2011 was uitgevoerd. De minister van Defensie had aanvankelijk het verzoek afgewezen, maar later het bezwaar gegrond verklaard en een invaliditeit van 15% vastgesteld. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zijn invaliditeit hoger was, wat leidde tot de huidige procedure.
De Raad heeft de argumenten van appellant en de minister beoordeeld. Appellant stelde dat de minister de mate van invaliditeit had onderschat en dat er sprake was van een oorzakelijk dienstverband. De Raad oordeelde dat de minister op goede gronden had geconcludeerd dat de door appellant genoemde gebeurtenissen niet als traumatische gebeurtenissen van het type T2 konden worden aangemerkt, en dat de minister geen oorzakelijk dienstverband hoefde aan te nemen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die de minister had opgedragen de invaliditeit vast te stellen op 18%.
De Raad concludeerde dat de minister de scores op de subrubrieken van de invaliditeitsbeoordeling correct had vastgesteld en dat er geen aanleiding was om de beslissing van de rechtbank te herzien. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.