Uitspraak
21 december 2015, 14/1348 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een politieambtenaar tegen de beslissing van de korpschef van politie met betrekking tot de toekenning van een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De appellant, die eerder werkzaam was bij de voormalige politieregio, heeft eervol ontslag gekregen en is vervolgens aangesteld in een andere functie. De korpschef heeft op basis van een matchingproces besloten dat de appellant in een bepaalde functie geplaatst zou worden, maar de appellant is het niet eens met deze beslissing en stelt dat zijn functie in een ander domein had moeten worden gematcht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de korpschef de matching correct heeft uitgevoerd volgens de geldende regels. De Raad oordeelt dat de keuze van de korpschef voor de domeinen niet onhoudbaar is, ook al had de appellant een andere keuze kunnen maken. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat de omstandigheden van de andere politieambtenaren niet vergelijkbaar zijn met die van de appellant. Daarnaast wordt het beroep op de hardheidsclausule afgewezen, omdat de Raad van mening is dat de korpschef in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de bijzondere omstandigheden van de appellant niet tot toepassing van deze clausule leidden.
De uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard, wordt door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.