ECLI:NL:CRVB:2017:644
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toekenning van een periodieke uitkering op grond van de Wubo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2017 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 19 februari 2015, waarin zijn aanvraag om een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat het oorlogsgeweld niet had geleid tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo. Appellant had eerder erkend gekregen dat hij was getroffen door oorlogsgeweld, maar de aanvraag voor een uitkering werd afgewezen op basis van medisch advies dat de lichamelijke en psychische klachten door andere oorzaken waren ontstaan.
Tijdens de zitting op 12 januari 2017 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de Pensioen- en Uitkeringsraad zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde. De Raad heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld. De Raad concludeerde dat de mishandelingen door de stiefvader van appellant niet onder de Wubo konden worden gebracht, en dat de psychische klachten van appellant niet in significante mate waren veroorzaakt door de internering tijdens de oorlog. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo, en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met B.J. van de Griend als voorzitter, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.