ECLI:NL:CRVB:2017:608
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.L. Boxum
- J.L. Meijer
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde autotransacties
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 21 juni 2002 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Schiedam heeft na onderzoek vastgesteld dat appellante meerdere voertuigen op haar naam geregistreerd had, zonder deze transacties te melden. Dit leidde tot een besluit van 12 november 2014, waarbij de bijstand over verschillende maanden werd ingetrokken en een bedrag van € 4.228,51 werd teruggevorderd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de registratie van de voertuigen, omdat deze zonder haar medeweten op haar naam zijn gezet door haar zonen. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en teruggevorderd. De gronden van appellante in hoger beroep zijn een herhaling van eerdere argumenten en worden niet gehonoreerd. De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en bevestigt de beslissing van de rechtbank.