ECLI:NL:CRVB:2017:579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en de beoordeling van medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante had bezwaar gemaakt tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts niet onjuist was. Appellante stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten, waaronder PTSS, en haar alcoholverslaving, die haar in de weg zou staan bij het uitoefenen van bepaalde functies.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar van appellante ontvankelijk was en dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat de geselecteerde functies, zoals magazijnmedewerker en productiemedewerker, geschikt waren voor appellante, omdat deze functies geen eisen stelden aan beroepsmatig autorijden. De Raad concludeerde dat alcoholmisbruik niet als ziekte of gebrek wordt aangemerkt en dat er geen aanwijzingen waren dat appellante vanwege haar alcoholverslaving in een psychiatrische instelling moest worden opgenomen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af, evenals het verzoek om vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de criteria voor het vaststellen van geschiktheid voor arbeid in het kader van de WIA.