ECLI:NL:CRVB:2017:575
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds 1991 een WAO-uitkering ontvangt wegens schouderklachten, heeft zijn uitkering in 2010 laten herzien vanwege toegenomen beperkingen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de uitkering herzien op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er sprake was van zorgvuldig medisch onderzoek door de verzekeringsartsen en dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de verzekeringsartsen geen recente informatie bij zijn behandelend artsen hebben opgevraagd, wat volgens hem heeft geleid tot een onzorgvuldig onderzoek. Hij stelde dat zijn beperkingen ernstiger zijn dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is aangenomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft de appellant lichamelijk onderzocht en de toegenomen beperkingen vastgesteld op basis van de beschikbare medische informatie.
De Raad heeft de argumenten van de appellant verworpen, onder andere omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend heeft gemotiveerd dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft voor verdergaande beperkingen. De Raad heeft bevestigd dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor de appellant, gelet op zijn medische beperkingen. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.