Uitspraak
2 oktober 2015, 14/7367 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling die geen aanspraak kon maken op voorzieningen volgens de Vreemdelingenwet 2000, ontving vanaf 29 november 2013 opvang in de Vluchthaven te Amsterdam. Het college besloot op 16 juni 2014 dat betrokkene niet in aanmerking kwam voor Wmo-opvang, wat door betrokkene werd bestreden. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van het college, maar het college ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad verwees naar eerdere jurisprudentie waarin werd vastgesteld dat opvang in een VBL als voldoende wordt beschouwd. Betrokkene's argument dat het college niet had voldaan aan toezeggingen voor opvang na de Vluchthaven werd verworpen, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van het college slaagde, waardoor de eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond werd verklaard. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.