ECLI:NL:CRVB:2017:514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opvang op grond van de Wmo en de rechtsgevolgen van een informatieve brief
In deze zaak gaat het om de opvang van een vreemdeling op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de brief van 4 juli 2014 van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de brief slechts een informatieve mededeling bevatte en niet gericht was op een zelfstandig rechtsgevolg. De rechtbank had eerder het beroep van de betrokkene tegen het bestreden besluit I ongegrond verklaard, maar het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond verklaard, waardoor de betrokkene recht heeft op maatschappelijke opvang. Zowel de betrokkene als het college hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad heeft vastgesteld dat de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang wegneemt. Het hoger beroep van het college slaagt, en de Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de zaak met kenmerk 14/7691, en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. De uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, met M.S.E.S. Umans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2017.