ECLI:NL:CRVB:2017:511

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
15/6802 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wmo

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante had op 29 mei 2014 verzocht om continuering van de opvang die eerder op 10 februari 2014 was verleend. Het college had echter al op 10 juni 2014 besloten op de eerdere aanvraag van appellante van 14 maart 2014, en de Raad oordeelt dat de aanvraag van 29 mei 2014 moet worden gezien als een aanvullende aanvraag op de eerdere aanvraag. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard en het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 29 mei 2014 niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak, waarbij wordt opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door N.R. Docter, met M.S.E.S. Umans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2017.

Uitspraak

15/6802 WMO, 15/6803 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 september 2015, 15/2521 en 15/869 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 15/7330, 15/7464, 15/6741, 15/6802, 15/6803, 15/6838, 15/7332, 15/7472, 15/7474, 15/6853 en 15/7269 heeft gevoegd plaatsgehad op 2 november 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het college heeft appellante op 10 februari 2014 opvang verleend als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de Vluchthaven aan de Havenstraat te Amsterdam (Vluchthaven).
1.2.
Bij brief van 29 mei 2014 heeft appellante verzocht om continuering van die opvang.
1.3.
Bij besluit van 10 juni 2014, nader gemotiveerd bij besluit van 15 oktober 2014, heeft het college de eerdere aanvraag van appellante van 14 maart 2014 om opvang als bedoeld in de Wmo, afgewezen. De Raad heeft hierover geoordeeld in zijn uitspraak van 26 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3803).
1.4.
Bij brief van 24 oktober 2014 heeft appellante het college in gebreke gesteld voor het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 29 mei 2014.
1.5.
Bij besluit van 3 februari 2015 heeft het college bepaald dat geen dwangsom is verschuldigd wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 29 mei 2014. Volgens het college is de aanvraag van appellante van 29 mei 2014 bij besluit van 10 juni 2014 afgewezen.
1.6.
Op 11 februari 2015 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van
3 februari 2015. Op diezelfde datum heeft zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 29 mei 2014 en daarbij verzocht om het toekennen van dwangsommen.
1.7.
Bij besluit van 10 maart 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 3 februari 2015 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep in de zaak met kenmerk 15/2521, gericht tegen het bestreden besluit, ongegrond verklaard en het beroep in de zaak met kenmerk 15/869, tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van 29 mei 2014, niet-ontvankelijk verklaard.
3. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Anders dan appellante is de Raad van oordeel dat de aanvraag van 29 mei 2014 is aan te merken als een aanvullende aanvraag op de aanvraag van 14 maart 2014. Het college heeft met het onder 1.3 genoemde besluit van 10 juni 2014 ook op de aanvullende aanvraag van 29 mei 2014 beslist. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2017.
(getekend) N.R. Docter
(getekend) M.S.E.S. Umans

RB