Uitspraak
18 september 2015, 14/7407 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling, had een aanvraag ingediend voor continuering van hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de appellant geen aanspraak had op voorzieningen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat een vreemdeling als betrokkene van de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) gebruik kan maken. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 26 november 2015, waarin is vastgesteld dat de opvang in een VBL in het algemeen kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening voor opvang. Dit betekent dat de opvang in een VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening is, waardoor de noodzaak voor opvang op grond van de Wmo komt te vervallen.
De Raad heeft het betoog van de appellant dat hij een onvoorwaardelijk recht op Wmo-opvang heeft, verworpen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.