Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 9a van de Wsw (Kamerstukken II 2010/11, 32 520, nr. 10, blz. 7-9) volgt, voor zover van belang, het volgende:
“De systematiek van sisa houdt onder meer in dat de gemeente haar jaarrekening, met inbegrip van de sisa-bijlage, de accountantsverklaring en het rapport van bevindingen vóór 15 juli volgend op het verantwoordingsjaar indient bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (minister van BZK). (...)
De sisa-verantwoordingssystematiek veronderstelt dat de gemeente de vereiste zorgvuldigheid betracht. Dit betekent dat de gemeente haar verantwoordingsinformatie voor indiening ervan bij de minister van BZK op juistheid controleert. De sisa-systematiek voorziet in de mogelijkheid dat de gemeente een nadien onderkende fout corrigeert. Omdat een correctie door één gemeente, zoals hierna nader zal worden toegelicht, consequenties heeft voor het totale proces van budgetverdeling, is het voor het SZW-domein noodzakelijk helder te markeren wanneer correcties nog wel en wanneer die niet meer in het proces van budgetvaststellingen betrokken kunnen worden.
In de praktijk komt het voor dat gemeenten, die hun jaarverantwoording tijdig hebben ingediend, eerst geruime tijd na l5 juli of zelfs ná ontvangst van de vaststellingsbeschikking en/of terugvorderingsbeschikking, onvolkomenheden ontdekken in hun jaarverantwoording en op grond daarvan tot correctie overgaan. Een dergelijke correctie kan gevolgen hebben voor het relatieve aandeel dat die gemeente in het macrobudget heeft, én voor het daarop gebaseerde budget voor die gemeente. Daarmee is een dergelijke correctie tevens van invloed op de relatieve aandelen en dus ook op de feitelijke budgetten van alle andere gemeenten. Correctie door een individuele gemeente op een zo laat tijdstip heeft enkele onwenselijke gevolgen, die via deze wetswijziging worden voorkomen. (…)
Voor zover de foutieve verantwoording heeft geleid tot een te hoge vaststelling van het budget voor die gemeente, wordt het teveel betaalde bedrag teruggevorderd van die gemeente.Met de onderhavige wijzigingen wordt een uiterste datum bepaald waarop correcties in de sisa-verantwoording nog in aanmerking genomen kunnen worden. (…)
Met betrekking tot de budgetvaststellingen achteraf van geoormerkte gelden op basis van de verantwoording over de rechtmatige besteding van de gelden, geldt voor de minister van SZW een ruimere beslisperiode. Omdat het proces van vaststellingen achteraf in de praktijk een aanvang neemt in oktober van het jaar waarin de verantwoordingsinformatie moet zijn ingediend, en het daarbij om andere verantwoordingsgegevens gaat dan die bij de vaststelling een rol spelen, is het redelijk om gemeenten een iets ruimere correctiegelegenheid te bieden, en wel tot en met 30 september in plaats van 15 augustus. (...)
De uiterste datum waarop correcties in de sisa-verantwoording nog in aanmerking genomen worden, wordt vastgelegd in de WWB, de Wpb en de Wsw. Gekozen is voor een regeling op wetsniveau, omdat met de voorgestelde bepalingen wordt afgeweken van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Het betreft een afwijking in die zin dat de budgetvaststelling
- zowel in primo als in bezwaar - niet plaatsvindt op basis van alle feiten en omstandigheden zoals die zijn op het tijdstip van de beslissing («ex nunc»), maar op grond van de verantwoordingsinformatie waarover de Minister van SZW beschikt op 15 augustus van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar. Hetzelfde geldt voor de budgetvaststelling achteraf van de rechtmatige besteding van de geoormerkte gelden, zij het dat die termijn wordt vastgesteld op 30 september van het (tweede) jaar volgend op het verantwoordingsjaar.”