ECLI:NL:CRVB:2017:451

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
15/6418 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om opvang op grond van de Wmo voor vreemdeling in asielzoekerscentrum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 september 2015, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond werd verklaard. Appellant, een vreemdeling volgens de Vreemdelingenwet 2000, had op 14 december 2013 bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden waaronder opvang in de Vluchthaven te Amsterdam werd geboden. Het college had op 16 april 2014 de aanvraag om opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar het college verklaarde de bezwaren ongegrond in een beslissing op bezwaar van 20 augustus 2014.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 8 februari 2017 geoordeeld dat het college terecht heeft besloten dat appellant geen recht had op opvang op grond van de Wmo, aangezien hij sinds 19 juni 2014 in een asielzoekerscentrum verbleef en hem onverplicht opvang was verleend. De Raad oordeelde dat de enkele toelating tot de opvang in de Vluchthaven niet meebracht dat appellant recht had op een uitkering of leefgeld volgens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. Ook de stelling van appellant dat het college dwangsommen verschuldigd was, werd verworpen, omdat op het bezwaar van 14 december 2013 was beslist in het bestreden besluit.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier.

Uitspraak

15/6418 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 september 2015, 14/6368 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Sprakel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 15/6353, 15/6901, 15/6418, 15/6595, 15/6609, 15/147, 15/6858, 15/7267, 15/4257, 15/6644, 15/6645, 15/6961 en 15/7023 heeft gevoegd plaatsgehad op 26 oktober 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die, op grond van het in de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 opgenomen koppelingsbeginsel, ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Appellant heeft op 14 december 2013 bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden waaronder opvang in de Vluchthaven aan de Havenstraat te Amsterdam (Vluchthaven) is geboden.
1.3.
Bij besluit van 16 april 2014 heeft het college de aanvraag van 7 november 2013 om opvang als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen. Hiertegen heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 20 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellant ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.2 van de uitspraak van de Raad van 17 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3096, begrijpt de Raad het bestreden besluit aldus dat is beslist op zowel het bezwaar van 14 december 2013 als op het bezwaar tegen het besluit van 16 april 2014, in die zin dat appellant vanaf 7 november 2013 geen recht had op opvang op grond van de Wmo. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant in ieder geval sinds 19 juni 2014 in een asielzoekerscentrum verblijft en dat hem daarvoor onverplicht opvang door het college is verleend.
4.2.
De Raad kan niet inzien dat de enkele omstandigheid dat het college appellant – onverplicht – heeft toegelaten tot de opvang in de Vluchthaven meebrengt dat hij recht heeft op een uitkering of leefgeld naar de norm zoals vermeld in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. Deze beroepsgrond faalt.
4.3.
Ook de beroepsgrond van appellant dat het college dwangsommen verschuldigd is omdat niet is beslist op zijn bezwaar van 14 december 2013, slaagt niet. Op dat bezwaarschrift is, gelet op 4.1, beslist bij het bestreden besluit.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2017.
(getekend) N.R. Docter
(getekend) J.W.L. van der Loo

RB