ECLI:NL:CRVB:2017:4495
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- J.W.L. van der Loo
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de herziening van een WAO-uitkering en de beoordeling van toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellante ontvangt sinds 1998 een WAO-uitkering en heeft in 2013 toegenomen arbeidsongeschiktheid gemeld. Het Uwv heeft echter in 2015 besloten dat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid en heeft de uitkering ongewijzigd vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen medische gegevens zijn ingediend die de stellingen van appellante onderbouwen. Appellante heeft in hoger beroep haar eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad stelt vast dat er geen toename van medische beperkingen is vastgesteld die aanleiding zou geven tot herziening van de WAO-uitkering. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de verzekeringsartsen hun conclusies adequaat hebben onderbouwd met dossierstudie en eigen onderzoek. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 22 december 2017.