Uitspraak
OVERWEGINGEN
16 april 2014 heeft neergelegd correct zijn. Partijen hebben hierop hun zienswijze gegeven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellante, die met rugklachten is uitgevallen voor haar werkzaamheden als secretaresse, heeft een aanvraag ingediend voor een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante een mate van arbeidsongeschiktheid van 37% heeft en heeft haar recht op uitkering per 28 januari 2013 vastgesteld. Appellante is het niet eens met deze beoordeling en stelt dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Ze heeft rapporten overgelegd van haar verzekeringsarts, die haar volledig arbeidsongeschikt acht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de door het Uwv ingeschakelde revalidatiearts, drs. W.C.G. Blanken, als deskundige benoemd. Blanken concludeert dat de beperkingen zoals vastgesteld door de verzekeringsarts in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct zijn. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om een onafhankelijk verzekeringsarts te raadplegen en dat de geduide functies passend zijn voor appellante. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.
De uitspraak is gedaan op 22 december 2017 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de proceskosten niet worden vergoed.