In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2017 uitspraak gedaan over de rectificatie van een eerdere uitspraak van 1 september 2017. De zaak betreft een hoger beroep waarin de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) betrokken is. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraken een kennelijke fout bevatten met betrekking tot de proceskostenvergoeding. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de Raad gewezen op deze fout, waarbij het college terecht opmerkte dat er geen sprake was van vier samenhangende zaken, aangezien in één van de drie zaken de aangevallen uitspraak werd bevestigd.
De Raad heeft partijen en het college de gelegenheid gegeven om schriftelijk te reageren op de voorgenomen rectificatie. Alle betrokken partijen hebben ingestemd met de rectificatie. De Raad heeft de overwegingen van de eerdere uitspraak aangepast, waarbij is vastgesteld dat de behandelde zaken niet als samenhangende zaken kunnen worden aangemerkt, ondanks dat ze gelijktijdig zijn behandeld. De Raad heeft de hoogte van de te vergoeden kosten vastgesteld op € 5.197,50, waarbij de kosten voor de Svb en het college zijn verdeeld in verhouding tot hun betrokkenheid.
De uitspraak tot rectificatie is gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T.L. de Vries als voorzitter en M.M. van der Kade en J.T.H. Zimmerman als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken en de gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.