ECLI:NL:CRVB:2017:4471
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vergoeding kosten bezwaar bij gelijktijdige aanvragen om bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de beroepen van appellant tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 20 en 24 mei 2015 aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand, welke aanvragen door het college op 16 juni 2015 buiten behandeling zijn gesteld. Na bezwaar heeft het college de aanvragen alsnog in behandeling genomen en aan appellant een vergoeding van € 245,- per bezwaarschrift toegekend, met toepassing van een wegingsfactor van 0,5, wat in totaal € 490,- opleverde. Appellant was het niet eens met de toegepaste wegingsfactor en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college ten onrechte de wegingsfactor van 0,5 heeft toegepast. De Raad heeft vastgesteld dat de aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand samenhangende zaken zijn, zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Dit betekent dat appellant recht heeft op een vergoeding van 1 punt voor de behandeling van de twee samenhangende bezwaarschriften, die als één zaak worden beschouwd. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellant gegrond verklaard, waarbij de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten op een andere wettelijke grondslag in stand zijn gelaten.
Daarnaast heeft de Raad het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 990,- voor verleende rechtsbijstand, en heeft het college het door appellant betaalde griffierecht van € 169,- moeten vergoeden. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2017.