ECLI:NL:CRVB:2017:447
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatschappelijke opvang en de rol van de Vrijheidsbeperkende Locatie
In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot de maatschappelijke opvang van een vreemdeling, betrokkene, die geen aanspraak kon maken op voorzieningen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Betrokkene was eerder opgevangen in de Vluchthaven te Amsterdam, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag voor continuering van de opvang afgewezen. De rechtbank heeft in haar uitspraak het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit van het college deels gegrond verklaard, maar het college heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat de brief van het college van 26 juni 2014 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat deze slechts informatief van aard was en geen zelfstandig rechtsgevolg had. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang wegneemt. Dit betekent dat de opvang in een VBL voldoende is om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal recht.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op het bestreden besluit II en verklaart het beroep tegen dit besluit ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt voor het overige bevestigd. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor is. De uitspraak is gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2017.