1.5.Bij besluit van 21 oktober 2016 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 9 juni 2016 ongegrond verklaard. Volgens appellant heeft betrokkene zich niet gehouden aan de plicht om zich in voorkomende gevallen bij het achteruitrijden te laten gidsen. Deze gidsplicht is een wijd verbreid begrip binnen Defensie. Bovendien is dit onderwerp behandeld bij de familiarisatiecursus. Verder zijn op het dashboard van het voertuig stickers geplakt waarmee de gidsplicht wordt benadrukt en is deze sticker ook geplakt op het voertuigboekje dat voor het rijden dient te worden ingevuld. Tot slot heeft betrokkene niet gecontroleerd of de weg vrij was van obstakels en heeft hij nagelaten anderszins hulp in te roepen. De door betrokkene gestelde vermoeidheid maakt dit niet anders. Er is volgens appellant sprake van opzet of bewuste roekeloosheid, zodat tot schadeverhaal wordt overgegaan.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het besluit van 9 juni 2016 herroepen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat de schadeveroorzakende handeling heeft plaatsgevonden tijdens de oefening op 22 april 2016, dus binnen het kader van aan betrokkene opgedragen diensten en/of werkzaamheden. Evenmin is in geschil dat schade aan het voertuig is ontstaan, doordat betrokkene stapvoets achteruitrijdend met het voertuig een houten paaltje heeft geraakt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of voldaan is aan de eis van opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 145 eerste lid, aanhef en onder a, van het AMAR. Van een verkeersdeelnemer, zo ook een militair die een militair voertuig bestuurt, mag zonder meer worden verwacht dat hij op de hoogte is van de geldende (verkeers)regels, met name wat specifiek geldt voor het voertuig dat hij bestuurt, en zijn rijgedrag daarop aanpast. Van betrokkene mocht dan ook worden verwacht dat hij op de hoogte was van de - in voorkomende gevallen geldende - gidsplicht, zoals neergelegd in de Verkeersregeling Defensie 2015 (Verkeersregeling) en de Regeling Achteruitrijden (Regeling). Uit het enkele feit dat de gidsplicht niet in acht is genomen, volgt echter niet dat sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid bij het handelen. Veeleer was sprake van onachtzaamheid waaraan mogelijk vermoeidheid - waarvoor betrokkene medisch wordt behandeld - ten grondslag lag. Daarbij reed betrokkene stapvoets achteruit, wat niet past bij opzet of bewuste roekeloosheid. Aan artikel 145, eerste lid, aanhef en
onder a, van het AMAR kan derhalve geen toepassing worden gegeven.
3. Appellant betoogt in hoger beroep, samengevat, dat betrokkene wist dan wel behoorde te weten dat hij zich had moeten laten gidsen en dat hij, door dat na te laten, bewust roekeloos heeft gehandeld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.