ECLI:NL:CRVB:2017:4453
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en bewijsvoering bij bijstandbehoevendheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had op 7 februari 2016 bijstand aangevraagd op basis van de Participatiewet, maar zijn aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Almere. De reden voor de afwijzing was dat de appellant niet voldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie en hoe hij in zijn levensonderhoud voorzag. Tijdens het onderzoek door de inkomensconsulent bleek dat de appellant in de periode voorafgaand aan zijn aanvraag meerdere vliegreizen naar Marokko had gemaakt, maar hij kon niet aantonen hoe hij deze reizen had gefinancierd. De appellant stelde dat hij leefde van leningen van familie en vrienden, maar de inkomensconsulent vond dat hij onvoldoende concrete en verifieerbare gegevens had overgelegd. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde, en dat het college terecht om bewijs had gevraagd van zijn financiële situatie. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager om duidelijkheid te verschaffen over zijn woon-, leef- en inkomenssituatie, vooral wanneer er geen geregistreerd inkomen is.