Uitspraak
15.2649 WIA
16 maart 2015, 14/3061 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
13 oktober 2014 en 30 januari 2015 voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom er geen zwaardere beperkingen zijn aangewezen. Daarbij heeft de rechtbank van belang geacht dat de medisch adviseur appellant niet persoonlijk heeft gezien. Tot slot heeft de rechtbank zich kunnen verenigen met de geschiktheid van de voor appellant geselecteerde functies.
8 april 2014 een FML had opgesteld, is deze naar aanleiding van een brief van appellant op
7 juli 2014 nader aangescherpt. Bij het vaststellen van de functionele mogelijkheden zijn de inlichtingen van de revalidatiearts en psychiater/psycholoog in aanmerking genomen. Gelet op het voorgaande, kan niet worden geconcludeerd dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Voorts is in de FML uitdrukkelijk rekening gehouden met beperkingen als gevolg van de voetproblematiek. Tegenover het verzekeringsgeneeskundig oordeel waarop het Uwv zich baseert heeft appellant twee rapporten van medisch adviseur Sok ingebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij rapporten van 30 januari 2015 en 26 juni 2015 gemotiveerd te kennen gegeven dat met betrekking tot de datum in geding, 27 mei 2014, uit het rapport van medisch adviseur Sok niet afgeleid kan worden dat appellant op 27 mei 2014 meer beperkt is dan het door het Uwv is vastgesteld. Medisch adviseur Sok heeft appellant eerst op 8 mei 2015 gezien en onderzocht, terwijl de medische situatie belangrijk is gewijzigd getuige het feit dat appellant per 15 augustus 2014 een loongerelateerde uitkering is toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende onderbouwd dat uit de rapporten van medisch adviseur niet afgeleid kan worden dat appellant op de datum in geding meer beperkingen heeft dan waar het Uwv vanuit is gegaan.