ECLI:NL:CRVB:2017:4438
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek inzake nabestaandenuitkering onder de Algemene nabestaandenwet (ANW)
In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Marokko, een verzoek om herziening ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak waartegen herziening wordt verzocht, dateert van 12 december 2014 en betreft de afwijzing van haar recht op nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Raad had eerder vastgesteld dat verzoekster geen recht had op deze uitkering en dat haar bezwaar tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het overschrijden van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.
Verzoekster heeft in haar herzieningsverzoek aangevoerd dat zij redenen voor de vertraging bij het indienen van het bezwaarschrift aan de Svb heeft meegedeeld en dat zij zich in een slechte financiële situatie bevindt. De Svb heeft echter betoogd dat het herzieningsverzoek niet kan slagen, omdat verzoekster geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid heeft aangevoerd die tot herziening zou kunnen leiden.
De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak slechts kan worden herzien op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad concludeert dat de aangevoerde omstandigheden geen nieuwe feiten zijn en dat het verzoek om herziening daarom moet worden afgewezen. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier H. Achtot, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2017.