ECLI:NL:CRVB:2017:4430
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en herhaalde aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een nabestaandenuitkering aan appellante, die op 30 april 2014 niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Appellante ontving eerder een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW), maar haar recht eindigde op de genoemde datum omdat haar jongste kind 18 jaar werd. Appellante had in augustus 2013 aangegeven arbeidsongeschikt te zijn, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat zij niet aan de vereiste arbeidsongeschiktheid voldeed. De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde vervolgens de uitkering per 30 april 2014. Appellante stelde dat haar gezondheidssituatie na deze datum was verslechterd, maar de Raad oordeelde dat alleen de situatie op 30 april 2014 relevant was voor de beoordeling van haar recht op de uitkering. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt het belang van de peildatum voor het recht op nabestaandenuitkering en de voorwaarden die daarvoor gelden.