ECLI:NL:CRVB:2017:4426
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW met korting wegens niet-verzekerde jaren en verzoek om herziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in België, had een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd, maar kreeg te maken met een korting van 48% vanwege meer dan 24 niet-verzekerde jaren. Het verzoek van de appellant om terug te komen van het besluit van 4 mei 2010, waarin deze korting was vastgesteld, werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die deze herziening rechtvaardigden.
De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 mei 2010, maar dit bezwaar was ongegrond verklaard. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij gedurende meer periodes verzekerd was geweest. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij recht had op een hoger pensioen op basis van zijn werkzaamheden in Nederland en dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) ten onrechte geen onderzoek had gedaan naar de door hem ingebrachte lijst van werkgevers.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de aanvraag van de appellant een herhaalde aanvraag was en dat de Svb bevoegd was om het verzoek om herziening af te wijzen. De Raad concludeerde dat de appellant niet had voldaan aan de vereisten van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de argumenten die hij naar voren had gebracht, eerder in de procedure tegen het besluit van 4 mei 2010 naar voren hadden kunnen worden gebracht. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.