ECLI:NL:CRVB:2017:4420

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
17/4591 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
  • H. Lagas
  • J.Th. Wolleswinkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake herplaatsingskandidaat en toepassing van het Sociaal Beleidskader Defensie 2012-2016

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die werkzaam was bij de Koninklijke Luchtmacht, tegen de beslissing van de Minister van Defensie met betrekking tot zijn herplaatsing en aanspraak op een gegarandeerd maandelijks inkomen op basis van het Sociaal Beleidskader Defensie 2012-2016 (SBK 2012). Appellant was neergeschut gaan functioneren, wat hij betoogde te wijten aan zijn status als herplaatsingskandidaat. De rechtbank had eerder zijn beroep gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat appellant niet als herplaatsingskandidaat kan worden aangemerkt, omdat zijn neergeschut functioneren voortkwam uit zijn eigen wens om Defensie te verlaten en niet uit een reorganisatie. De Raad concludeert dat er geen sprake is van twee onverenigbare standpunten van de minister en dat het bestreden besluit geen motiveringsgebrek vertoont. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

17/4591 MAW, 17/2991 MAW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
9 maart 2017, 16/4800 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Defensie (minister)
Datum uitspraak: 21 december 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.P.M.J. Prop, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft zijn zienswijze op het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Prop. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.V. Bloemsma-Bomhof en E.R. Ruizendaal.
Ter zitting heeft mr. Bloemsma-Bomhof een nader stuk ingediend.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als [functie 1] bij de Koninklijke Luchtmacht, in de rang van [rang 1] . Bij besluit van 14 mei 2013 is appellant met ingang van 4 oktober 2013 geplaatst op de functie [functie 2] . In dit besluit is vermeld dat sprake is van een voortzetting van zijn huidige functie, zodat de periode van zijn functievervulling doorloopt tot 1 januari 2014.
1.2.
Bij besluit van 11 februari 2014 is appellant vanaf 1 januari 2014 voor een periode van drie maanden geplaatst op de verzamelarbeidsplaats [naam 1] .
1.3.
Bij besluit van 15 april 2014 is aan appellant vanaf 1 april 2014 de functie [functie 3] toegewezen. Aan deze functie is de lagere rang van [rang 2] verbonden, zodat sprake is van neergeschut functioneren.
1.4.
Overeenkomstig het rekest van appellant van 12 oktober 2015 is hem bij besluit van
21 oktober 2015 met ingang van 17 december 2015 eervol ontslag verleend. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt op de grond dat hem ten onrechte geen aanspraak op een gegarandeerd maandelijks inkomen op grond van het Sociaal Beleidskader Defensie
2012-2016 (SBK 2012) is toegekend. Bij besluit van 19 april 2016 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit, waarin de minister het verzoek van appellant om toepassing van de voorziening gegarandeerd maandelijks inkomen heeft afgewezen, een primair besluit is. Partijen hebben desgevraagd ingestemd met rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Hiertoe is overwogen dat appellant uit het bestreden besluit heeft mogen afleiden dat hij door de minister als herplaatsingskandidaat is aangemerkt. Ter zitting heeft de minister zich echter op het standpunt gesteld dat appellant nooit herplaatsingskandidaat is geweest. Nu de minister twee niet met elkaar verenigbare standpunten heeft ingenomen, kleeft aan het besluit een motiveringsgebrek en komt het voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank heeft onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Anders dan appellant stelt, betekent het neergeschut functioneren volgens de rechtbank niet dat hij daarom als herplaatsingskandidaat had moeten worden aangemerkt. Appellant is neergeschut gaan functioneren omdat een vliegersfunctie onverenigbaar was met zijn nevenfunctie en niet vanwege boventalligheid. Aldus is appellant geen herplaatsingskandidaat en heeft hij daarom geen aanspraak op de voorziening gegarandeerd maandelijks inkomen als bedoeld in het SBK 2012.
3. In hoger beroep heeft appellant primair aangevoerd dat hij in materieel opzicht had moeten worden aangemerkt als herplaatsingskandidaat. In mei 2011 zijn de Cougar helikopters wegens bezuinigingen stil gezet en is appellant te kennen gegeven dat het vliegen voor hem zou stoppen. Het vliegen buiten Defensie als nevenactiviteit bleek niet mogelijk vanwege de strenge voorwaarden die daaraan werden gesteld. Na drie maanden zwevend geplaatst te zijn heeft appellant 22 maanden neergeschut gefunctioneerd vanwege overtolligheid en niet omdat een vliegersfunctie onverenigbaar was met zijn nevenfunctie. Daarom heeft hij recht op een gegarandeerd maandelijks inkomen op grond van het SBK 2012, aldus appellant. Appellant heeft subsidiair aangevoerd dat hij als remplaçant als bedoeld in het SBK 2012 moet worden aangemerkt. Hij voldoet aan de voorwaarden omdat hij op 1 januari 2014 plaats heeft gemaakt voor een overtollig verklaarde collega en de betreffende functie nog steeds bestaat.
4. De minister heeft zijn standpunt herhaald dat het SBK 2012 niet van toepassing is op appellant. Van de bevoegdheid om een gegarandeerd maandelijks inkomen toe te kennen is geen gebruik gemaakt, omdat appellant niet is getroffen door een reorganisatie, maar omdat hij vanwege zijn eigen wens om Defensie op termijn te gaan verlaten neergeschut heeft gefunctioneerd. Appellant had er ook voor kunnen kiezen om zijn carrière als [rang 1] binnen Defensie voort te zetten.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1.1.
Ingevolge artikel 53c, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) wordt de militair door de commandant operationeel commando aangewezen als herplaatsingskandidaat indien:
a. hem met toepassing van artikel 17 binnen drie maanden na het vervallen van zijn functie of de vaststelling van zijn boventalligheid geen functie is of kan worden toegewezen;
b. hem met toepassing van artikel 17 binnen drie maanden na afloop van de duur van een functievervulling of na het afronden van een opleiding geen functie is of kan worden toegewezen.
5.1.2.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de militair over zijn aanwijzing als herplaatsingskandidaat bedoeld in het eerste lid, schriftelijk wordt geïnformeerd.
5.1.3.
In hoofdstuk 8 van het SBK 2012 is onder meer vermeld dat een medewerker met ten minste 24 aaneengesloten dienstjaren, die behoort tot een knelpuntencategorie en remplaçant of interne herplaatsingskandidaat is, bij ontslag op aanvraag in aanmerking kan komen voor een gegarandeerd maandelijks inkomen tot de pensioengerechtigde leeftijd van 30%, 35% of 37,5% van het laatstgenoten bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag bij Defensie. De minimum inkomensgarantie wordt niet verlaagd met de inkomsten uit een nieuwe betrekking.
Incidenteel hoger beroep
5.2.1.
De minister heeft betoogd dat geen sprake is van twee onverenigbare standpunten, maar dat beide standpunten in elkaars verlengde liggen. In het SBK 2012 is bepaald wanneer iemand als herplaatsingskandidaat wordt aangemerkt. Dat is het geval wanneer de ambtenaar achttien maanden neergeschut heeft gefunctioneerd. Als de ambtenaar tevens meer dan 24 jaar heeft gediend, bestaat bij ontslag aanspraak op een maandelijks gegarandeerd inkomen. Weliswaar voldoet appellant formeel aan deze vereisten, maar het neergeschut functioneren is het gevolg geweest van de wens van appellant om Defensie op termijn te gaan verlaten, zodat geen sprake is van de context van reorganisatie en van overtolligheid. Aldus is volgens de minister het SBK 2012 niet op appellant van toepassing.
5.2.2.
Dit betoog slaagt. De Raad stelt vast dat een besluit tot aanwijzing als herplaatsingskandidaat ontbreekt. Een daartoe strekkend verzoek is ook niet gedaan. Het bestreden besluit houdt geen beslissing tot aanwijzing als herplaatsingskandidaat in; het geeft slechts een beslissing op het verzoek om in aanmerking te komen voor een gegarandeerd maandelijks inkomen. Dat daarbij in de motivering is vermeld dat appellant vanwege het neergeschut functioneren tevens herplaatsingskandidaat is maakt dit nog niet anders. Deze vaststelling moet immers worden gelezen in samenhang met het standpunt van de minister dat dit neergeschut functioneren niet voortkwam uit de reorganisatie en dat, indien de aanspraak van appellant op een gegarandeerd maandelijks inkomen tevoren kenbaar was gemaakt, de vereiste inspanningen zouden zijn verricht om appellant een functie van een passend rangsniveau toe te wijzen. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is hier naar het oordeel van de Raad geen sprake van twee, onverenigbare, standpunten. Aan het bestreden besluit kleeft op dit punt geen motiveringsgebrek.
Hoger beroep
5.3.1.
Appellant heeft primair betoogd dat hij gelijkgesteld zou moeten worden met een formeel als zodanig aangewezen herplaatsingskandidaat. Dit betoog slaagt niet. In het SBK 2012 worden verschillende groepen van bij de reorganisatie betrokken medewerkers onderscheiden, waarvoor speciale voorzieningen zijn getroffen die met name zijn gericht op begeleiding van werk naar werk. Dit zijn de medewerkers die zijn aangewezen als knelpuntcategorieën (groepen personeel waarvoor overtolligheid dreigt), remplaçanten en interne en externe herplaatsingskandidaten. In het kader van het streven naar interne herplaatsing kan onder meer het tijdelijk neergeschut functioneren als voorziening worden ingezet. Als een interne of externe herplaatsingskandidaat een baan aanvaardt buiten Defensie en vrijwillig ontslag neemt, kan hij onder voorwaarden gebruik maken van de voorziening van het gegarandeerd maandelijks inkomen. Dit geldt ook voor de knelpuntcategorieën en remplaçanten. De Raad volgt de minister in zijn standpunt dat reeds omdat appellant niet is aangewezen als knelpuntcategorie, remplaçant of herplaatsingskandidaat het SBK 2012 op hem niet van toepassing is.
5.3.2.
Er bestond ook geen grond om appellant als herplaatsingskandidaat aan te wijzen. De Raad volgt op dit punt het standpunt van de minister dat het neergeschut functioneren van appellant niet voortkwam uit de reorganisatie, maar verband hield met de eerder geuite wens van appellant om buiten Defensie in een civiele dienstbetrekking te gaan werken. Dit standpunt wordt ondersteund door de e-mail van [naam 2] van 7 november 2013. Ook het feit dat de [functie in rang 2] is opgedragen voor de duur van drie jaar wijst in diezelfde richting, omdat op grond van het SBK 2012 het neergeschut functioneren immers ten hoogste achttien maanden mag duren. Ten slotte heeft appellant in zijn rekest tot ontslag vermeld het voornemen te hebben een hem inmiddels aangeboden civiele functie als [functie 1] te accepteren, omdat de Luchtmacht hem geen verdere vliegcarrière kan bieden. De Raad volgt appellant niet in zijn betoog dat deze wens uit noodzaak voortkwam en hij dus geen vrije keuze had. Appellant had er immers ook voor kunnen kiezen om binnen Defensie zijn carrière als [rang 1] verder te vervolgen, zij het dat dit niet (meer) kon als vlieger. Verder kent de Raad betekenis toe aan het feit dat appellant nimmer bezwaar heeft gemaakt tegen de zwevende plaatsing en de plaatsing in de [functie in rang 2] . Tevens heeft hij kennelijk nimmer aanleiding gezien om een verzoek tot aanwijzing als herplaatsingskandidaat in te dienen. Het verzoek om een voorziening op grond van het SBK 2012 is eerst na het ontslagbesluit van de minister gedaan. Onder deze omstandigheden heeft de minister terecht geoordeeld dat geen grond bestond om op de situatie van appellant het SBK 2012 toe te passen.
Slotoverwegingen
5.4.
Uit 5.2.2 en 5.3.2 volgt dat het incidenteel hoger beroep slaagt en het hoger beroep niet slaagt. De Raad zal, met vernietiging van de aangevallen uitspraak, het beroep ongegrond verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en H. Lagas en
J.Th. Wolleswinkel als leden, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2017.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) J. Tuit

HD