ECLI:NL:CRVB:2017:4405
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering en ZW-uitkering na ziekmelding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank inzake de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die tot 27 maart 2012 als medewerker bloemenveiling werkte, meldde zich op 25 oktober 2012 ziek met psychische klachten. Het Uwv concludeerde dat appellant na de wachttijd van de Wet WIA per 23 oktober 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en geen recht had op een WIA-uitkering. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze beslissing, waardoor deze in rechte vaststaat. Na een nieuwe ziekmelding op 29 december 2014, heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 29 december 2014 geen recht had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Appellant heeft bezwaar aangetekend tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft deze ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uwv eveneens ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de toegenomen psychische en lichamelijke klachten, beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere oordelen van de rechtbank juist zijn. De Raad bevestigt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) te herzien. De hoger beroepen van appellant worden afgewezen en de aangevallen uitspraken worden bevestigd.