ECLI:NL:CRVB:2017:4402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering naar een thuiswonende student met voldoende feitelijke grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de herziening en terugvordering van studiefinanciering van een thuiswonende student, appellant, door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had op 30 oktober 2015 besloten de studiefinanciering van appellant te herzien, omdat hij niet op het adres stond ingeschreven waar hij volgens de basisregistratie personen (brp) woonde. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
Appellant betoogde dat de controleurs die het onderzoek naar zijn woonsituatie uitvoerden niet bevoegd waren en dat de rechtbank onterecht had geoordeeld over de feiten. De Raad oordeelde dat de controleurs wel degelijk bevoegd waren en dat hun bevindingen voldoende feitelijke grondslag boden voor de herziening van de studiefinanciering. De Raad bevestigde dat appellant niet op het brp-adres woonde ten tijde van het huisbezoek op 20 oktober 2015, en dat hij niet met onomstotelijk bewijs had aangetoond dat hij daar wel woonde. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve gegevens en bewijs in zaken rondom studiefinanciering en de verplichtingen van studenten.