ECLI:NL:CRVB:2017:4376

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
16-2636 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering binnen de politie op basis van loopbaanbeleid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante, werkzaam bij de politie, had een verzoek ingediend om bevordering op basis van het loopbaanbeleid voor politieambtenaren. Dit beleid was bedoeld voor politieambtenaren die op de peildatum van 1 november 2010 daadwerkelijk werkzaam waren binnen de Gebiedsgebonden Politie (GGP). De Raad heeft vastgesteld dat de appellante niet aan deze voorwaarden voldeed, aangezien zij op de peildatum niet werkzaam was binnen de GGP, maar bij de recherche. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het loopbaanbeleid niet kennelijk onredelijk is en bevestigt de afwijzing van het verzoek om bevordering. De Raad heeft ook opgemerkt dat de rechtbank een verschrijving heeft gemaakt in haar uitspraak, maar dat dit geen invloed heeft op de uitkomst van de zaak. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/2636 AW
Datum uitspraak: 14 december 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
11 maart 2016, 15/2848 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Yildiz hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2017. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Yildiz. De korpschef is niet verschenen.
Het onderzoek is heropend.
Een nader onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 15/7758 AW, plaatsgevonden op 29 juni 2017. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Yildiz. Namens de korpschef is verschenen mr. I.C. Holtkamp. Ter zitting is het onderzoek geschorst. Na behandeling ter zitting is de behandeling van de gevoegde zaken gesplitst.
Partijen hebben nadere stukken ingediend waarop de Raad met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft bepaald dat nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en dat het onderzoek wordt gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is sinds 1999 werkzaam bij de politie, [in periode 1] als hoofdagent bij een wijkteam en [in periode 2] als hoofdagent bij [het district] van de voormalige politieregio Amsterdam-Amstelland, thans de Eenheid Amsterdam. Vanaf 4 juli 2011 is appellante vanuit de recherche als hoofdagent gedetacheerd geweest bij de [dienst] in de functie van [generalist].
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Een van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken ten aanzien van de mogelijkheden tot doorstroming (bevordering) van ambtenaren binnen de Gebiedsgebonden politie (GGP) naar een volgend niveau of volgende functie. Het loopbaanbeleid voor bevordering van generalist GGP naar senior GGP is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd.
1.3.
In het loopbaanbeleid is vermeld dat aan de bevordering naar een hogere functie voorwaarden zijn verbonden, waaronder werkervaring en een beoordeling. Het aantal werkervaringsjaren is een landelijke afspraak en is op drie jaar gesteld. Bij excellent presterende medewerkers kan het bevoegd gezag besluiten om het aantal werkervaringsjaren te verkorten. Voor de stap van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) geldt de landelijke afspraak over het aantal werkervaringsjaren niet. In dat geval is in het loopbaanbeleid onder meer opgenomen dat het bevoegd gezag bepaalt, aan de hand van onder meer relevante werkervaring en vakmanschap, blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP, of de medewerker geplaatst kan worden als senior GGP. In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld. Deze uitvoeringsafspraken luiden, voor zover hier van belang, als volgt: “8. Het beleid is medio 2010 afgesproken en 1 november 2010 van kracht geworden. De laatste datum is bepalend voor de beslissing. Een beoordeling van dat moment (of niet ouder dan 2 jaar) is hierin leidend. Bevordering leidt tot de verplichting dat betrokkene de functie (alsnog) gaat uitvoeren. (Dus NIET: wel bevorderen, maar niet de functie sr. GGP functie uitoefenen. Voorbeeld: Een medewerker werkt inmiddels bij de recherche als generalist; dan niet bevorderen bij de recherche, maar binnen de GGP. Indien de medewerker bij de recherche wil blijven, gaat de bevordering niet door). Dit betekent ook dat de datum 1 november 2010 bepalend is wie tot de doelgroep doorstroom van generalist naar senior GGP behoort. Hiermee wordt bedoeld dat in het geval dat de medewerker op 1 november 2010 werkzaam was in de GGP, daarna is overgestapt naar de recherche, maar nu een beroep heeft gedaan op doorstroom hij hier alsnog (indien betrokkene voldoet aan de gestelde criteria) voor in aanmerking komt met inachtneming van bovenstaande.”
1.4.
Nadat binnen de Eenheid Amsterdam aanvankelijk verzoeken om bevordering wegens zwaarwegend dienstbelang werden afgewezen, is op 7 februari 2013 in een overleg van het CGOP besloten dat alle voor 1 januari 2013 ingediende aanvragen (opnieuw) in behandeling worden genomen conform de circulaire. Voorts zijn met de ondernemingsraad nadere afspraken vastgesteld ter uitwerking van het vereiste van relevante werkervaring. Deze en andere afspraken zijn vastgelegd in een beleidsdocument van 26 november 2013 (beleidsdocument) dat vervolgens bij brief van dezelfde datum binnen de Eenheid Amsterdam bekend is gemaakt. Het beleidsdocument luidt, voor zover van belang, als volgt: “Generalisten GGP (hoofdagenten) in de Eenheid Amsterdam moeten op 31-12-2012 ten minste drie jaar werkervaring hebben als generalist schaal 7 in de GGP. Met werkervaring GGP wordt bedoeld daadwerkelijk werkzaam te zijn geweest als generalist schaal 7 bij DCIV, DEO en districten, met uitzondering van de districtsrecherche (BDR) en de dienst Regionale Recherche (DRR). Laatstgenoemde 2 recherchefuncties vallen niet binnen de GGP.”
1.5.
Appellante heeft op 21 december 2012 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid. Dit verzoek is wegens redenen van zwaarwegend dienstbelang bij besluit van 9 januari 2013 afgewezen.
1.6.
Bij besluit van 19 maart 2014 heeft de korpschef nogmaals afwijzend beslist op het verzoek om bevordering. Hieraan is ten grondslag gelegd dat appellante op de peildatum van 1 november 2010 niet werkzaam was in de GGP.
1.7.
Bij besluit van 22 april 2015 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Hieraan is onder meer ten grondslag gelegd dat appellante niet alleen niet werkzaam was in de GGP op de peildatum, maar dat zij ook niet voldoet aan de eis van drie jaar werkervaring als generalist GGP (schaal 7).
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is onder meer overwogen dat het loopbaanbeleid, dat uitsluitend is bestemd voor politieambtenaren die ten tijde van de aanvraag tot bevordering daadwerkelijk werkzaam waren binnen de GGP, niet kennelijk onredelijk is.
3. In hoger beroep heeft appellante zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Anders dan de rechtbank heeft vastgesteld, is in het loopbaanbeleid niet opgenomen dat dit uitsluitend bestemd is voor politieambtenaren die ten tijde van de aanvraag tot bevordering daadwerkelijk werkzaam waren binnen de GGP. Nu de rechtbank heeft verwezen naar eerder vermelde toepasselijke regelingen, neemt de Raad aan dat hier sprake is van een verschrijving. De rechtbank heeft onmiskenbaar bedoeld dat het loopbaanbeleid bestemd is voor politieambtenaren die op 1 november 2010 daadwerkelijk werkzaam waren binnen de GGP.
4.2.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het loopbaanbeleid uitsluitend bedoeld is voor politieambtenaren die op de peildatum van 1 november 2010 daadwerkelijk werkzaam waren binnen de GGP. De Raad verwijst hiertoe naar zijn uitspraak van
26 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:5000) waarin is overwogen dat met het loopbaanbeleid is beoogd de bevordering van assistent A tot en met senior GGP te harmoniseren, waarbij het gaat om de zogeheten blauwe diensten. Weliswaar is later door de minister te kennen gegeven dat dit ook geldt voor de bereden politie, het verkeershandhavingsteam, de motorbrigade en de hondenbrigade, maar daarbij zijn de recherchediensten niet genoemd.
4.3.
Ten aanzien van appellante geldt dat zij op de peildatum van 1 november 2010, maar ook gedurende de gehele looptijd van het loopbaanbeleid, niet formeel werkzaam was binnen de GGP, maar bij de recherche. Hoewel vaststaat dat appellante werkzaamheden heeft verricht bij de [dienst], een organisatie die formeel gezien onder de GGP valt, deed zij dit vanuit haar aanstelling bij de recherche en in de functie van [generalist], een functie die in de kern geen basispolitiezorg, maar opsporing behelst. Daarmee voldoet appellante niet aan de voorwaarden van het loopbaanbeleid en behoort zij niet tot de doelgroep die in aanmerking komt voor doorstroom van generalist GGP naar senior GGP. Gelet hierop behoeft wat is aangevoerd met betrekking tot het vereiste van ‘relevante werkervaring’ geen bespreking meer.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en H. Lagas en R. Kooper als leden, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2017.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) A.M. Pasmans

HD