ECLI:NL:CRVB:2017:4342
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van afwijking BRP-adres
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch. Appellant ontving sinds 6 januari 2014 bijstand, maar zijn feitelijke woonadres week af van het adres waarop hij in de Basisregistratie Personen (BRP) stond ingeschreven. Het college heeft de bijstand opgeschort en uiteindelijk ingetrokken omdat appellant zijn inschrijving in de BRP niet tijdig had aangepast. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hem geen verwijt kan worden gemaakt voor de afwijking in de BRP, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht heeft gehandeld. De Raad stelt vast dat appellant zelf verantwoordelijk was voor zijn inschrijving en dat hij niet tijdig heeft gereageerd op de verzoeken van het college. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand op grond van artikel 40, zesde lid (oud), van de Participatiewet rechtmatig was, omdat de afwijking in de BRP na de gestelde termijn voortduurde. De uitspraak is gedaan op 12 december 2017.