ECLI:NL:CRVB:2017:4336
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.L. Boxum
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens weigering medewerking aan huisbezoek
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante, die sinds 4 juni 2013 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante tegen de intrekking van haar bijstand ongegrond verklaarde. De intrekking vond plaats omdat appellante weigerde mee te werken aan een huisbezoek dat noodzakelijk werd geacht om de rechtmatigheid van haar bijstand te controleren. Tijdens een gesprek met de klantmanager op 3 maart 2015, waar appellante haar woonsituatie toelichtte, werd aangegeven dat er een huisbezoek zou plaatsvinden. Appellante gaf aan dat ze niet kon meewerken omdat haar zwager, de hoofdbewoner, aanwezig wilde zijn. Na een bedenktijd van twintig minuten volhardde appellante in haar weigering, ondanks de waarschuwing dat haar uitkering beëindigd zou worden. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam besloot daarop de bijstand met ingang van 3 maart 2015 in te trekken, omdat de medewerking aan het huisbezoek ontbrak.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank ten onrechte het besluit van het college heeft bekrachtigd. De Raad overweegt dat er een redelijke grond voor het huisbezoek bestond, gezien de twijfels over de juistheid van de door appellante verstrekte gegevens. De Raad concludeert dat appellante haar inlichtingen- en medewerkingsverplichting heeft geschonden, waardoor het college niet in staat was om haar recht op bijstand vast te stellen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.