ECLI:NL:CRVB:2017:4260
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening aan dakloze op basis van onvoldoende bewijs van verblijfplaats
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, een dakloze, had op 16 juli 2015 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had de aanvraag afgewezen op 24 september 2015, omdat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd van zijn verblijfplaats en zijn financiële situatie. De appellant had weliswaar voorschotten ontvangen, maar het college stelde dat hij niet had aangetoond dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij alle gevraagde stukken had overgelegd en dat hem eerder bijstand was verleend op basis van dezelfde gegevens. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet voldoende informatie had verstrekt over zijn verblijfplaats en dat hij niet had voldaan aan zijn medewerkingsverplichting. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen.
De Raad benadrukte dat aanvragers van bijstand, vooral als zij dakloos zijn, verplicht zijn om controleerbare gegevens te verstrekken over hun verblijfplaats. Het niet voldoen aan deze verplichting kan leiden tot afwijzing van de aanvraag. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de beslissing van de rechtbank.