ECLI:NL:CRVB:2017:4195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van persoonsgebonden budget na niet-girale betalingen door appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de verantwoording van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan appellante was verleend. Het Zorgkantoor had appellante meerdere keren gewezen op de verplichting om zorgverleners giraal te betalen. Desondanks heeft appellante dit niet gedaan, wat leidde tot een lagere vaststelling van het pgb en de terugvordering van eerder betaalde voorschotten. De Raad oordeelt dat het Zorgkantoor in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot het op nihil vaststellen van het pgb gebruik heeft kunnen maken, aangezien appellante niet heeft aangetoond dat zij haar zorgverleners heeft betaald voor de verleende zorg. De rechtbank had eerder de beroepen van appellante tegen de besluiten van het Zorgkantoor ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat appellante niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan het pgb zijn verbonden, en dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en de onverschuldigd betaalde voorschotten terug te vorderen. De stelling van appellante dat zij onvoldoende financiële draagkracht heeft om de terugvordering te voldoen, leidt niet tot een ander oordeel, aangezien het Zorgkantoor rekening moet houden met de beslagvrije voet bij de invordering.