ECLI:NL:CRVB:2017:4172

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
15/8502 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over beëindiging WAO-uitkering wegens gebrek aan toegenomen arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WAO-uitkering te beëindigen. Appellant ontving van 21 november 2001 tot 25 oktober 2005 een uitkering op basis van psychische klachten. Het Uwv beëindigde deze uitkering omdat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellant meldde op 2 augustus 2013 dat zijn gezondheidstoestand was verslechterd, maar het Uwv oordeelde dat er geen toegenomen beperkingen waren die voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat er wel degelijk sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Hij voerde aan dat zijn klachten in de tussentijd waren toegenomen en onderbouwde dit met medische informatie. Het Uwv verwees naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerde dat er geen bewijs was voor een toename van de beperkingen ten opzichte van de eerdere beoordeling in 2005. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de late melding van appellant over zijn klachten voor zijn eigen rekening en risico kwam.

Uitspraak

15/8502 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
23 november 2015, 15/1972 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 1 december 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J.L. Paijmans, advocaat, hoger beroep ingesteld en stukken ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een rapport ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.J.E. van Berlo, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.H.H. Fuchs.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant ontving in verband met psychische klachten van 21 november 2001 tot
25 oktober 2005 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uwv heeft deze uitkering per 25 oktober 2005 beëindigd, omdat appellant vanaf die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt is.
1.2.
Appellant heeft het Uwv op 2 augustus 2013 gemeld dat zijn gezondheidstoestand vanaf 13 december 2009 is verslechterd. Onder verwijzing naar medische informatie van – onder meer – dr. A. Abida heeft appellant naar voren gebracht dat zijn psychische klachten zijn toegenomen en dat hij restklachten heeft na een auto-ongeval op 13 december 2009.
1.3.
Bij besluit van 12 juni 2014 heeft het Uwv, voor zover relevant in hoger beroep waarbij uitsluitend de toepassing van artikel 43a van de WAO in geschil is, vastgesteld dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de WAO is ontstaan, omdat geen sprake is van toegenomen beperkingen, die voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak.
1.4.
In de bezwaarfase heeft appellant aangevoerd dat zijn medische situatie reeds vanaf
15 augustus 2009 is verslechterd. Appellant heeft onder verwijzing naar medische stukken van zijn behandelaars, waaronder drs. E.G. Gonera, neuroloog, en psychiater L. Noblesse, naar voren gebracht dat er sprake is van langer bestaande psychische klachten en klachten van duizeligheid, die met ingang van 15 augustus 2009 zijn toegenomen.
1.5.
Bij besluit van 26 mei 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 juni 2014, onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 mei 2015, ongegrond verklaard. Daarin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uiteengezet dat er bij het laatste heronderzoek in het kader van de WAO in 2005 bij appellant sprake was van een stemmingsstoornis bij een persoonlijkheid met obsessieve en narcistische kenmerken en dat appellant zich op 2 augustus 2013 toegenomen arbeidsongeschikt heeft gemeld met klachten ten gevolge van minimaal twee auto-ongevallen en stemmingsklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van de overgelegde stukken vastgesteld dat bij appellant in 2009 sprake was van een matige depressie, maar dat retrospectief niet meer valt vast te stellen of er sprake is van een toename van de beperkingen ten opzichte van de beoordeling in 2005. Uit de overgelegde stukken blijkt wel dat appellant in 2015 behandeld wordt voor een depressie, dit is echter gelegen buiten de vijfjaarstermijn als bedoeld in artikel 43a van de WAO.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep staande gehouden dat er wel degelijk sprake is van een toename van arbeidsongeschiktheid. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij in 2009 net als in 2005 met psychische klachten en klachten van duizeligheid kampte en dat zijn klachten in de tussentijd zijn toegenomen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij verscheidene stukken ingezonden, waaronder informatie van dr. A. Brrou van 16 september 2002 en een doktersrecept, gedateerd 9 januari 2010.
3.2.
Het Uwv heeft onder verwijzing naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 april 2016 bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft de in beroep door appellant aangevoerde en in hoger beroep herhaalde gronden bij de aangevallen uitspraak afdoende besproken en toereikend gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onderkend dat er bij appellant in 2009 sprake was van psychische klachten en psychiatrische problematiek waarvoor appellant medicatie gebruikt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom op grond van de beschikbare gedingstukken retrospectief niet valt vast te stellen dat de psychische belastbaarheid van appellant in 2009 is toegenomen ten opzichte van de belastbaarheid in 2005. Bij die laatste herbeoordeling in 2005 was er sprake van een stemmingsstoornis bij een persoonlijkheid met obsessieve en narcistische trekken. Ook in 2009 was er bij appellant sprake van stemmingsklachten, die nader geduid zijn als een matige depressie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uit de ingebrachte stukken niet kunnen afleiden waaruit de behandeling voor die klachten bestaan heeft en waaruit de toename van de klachten bestond. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij rapport van 22 april 2016 inzichtelijk toegelicht waarom de in hoger beroep ingebrachte medische informatie hem geen aanleiding heeft gegeven om het medisch oordeel te wijzigen. De Raad voegt daaraan toe dat, gelet op de late melding van appellant op
2 augustus 2013, eventuele onduidelijkheid over de juistheid van de vastgestelde beperkingen per 15 augustus 2009 voor zijn rekening en risico dient te blijven.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2017.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) L. Boersma

TM