ECLI:NL:CRVB:2017:416

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
3 februari 2017
Zaaknummer
15/4298 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de matching van functies binnen de politie en de toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de korpschef van politie. Appellant, werkzaam als Beleidsmedewerker B, was het niet eens met de beslissing van de korpschef om hem te matchen naar de LFNP-functie Operationeel Specialist B, wat resulteerde in een lagere salarisschaal. Appellant stelde dat er sprake was van een evidente administratieve fout en dat hij recht had op een hogere functie, zoals eerder was beloofd. Hij voerde aan dat de korpschef de hardheidsclausule had moeten toepassen, omdat zijn situatie onbillijk was.

De Raad oordeelde dat de matching van functies in overeenstemming was met de geldende regelgeving en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde. De rechtbank had terecht vastgesteld dat er geen toezegging was gedaan over een functie in schaal 11. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat de situatie van appellant niet gelijk was aan die van zijn collega's. De Raad concludeerde dat de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de omstandigheden van appellant geen onbillijkheid van overwegende aard opleverden en dat er geen bijzondere situatie was die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd ongegrond verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken door J.N.A. Bootsma, met J.L. Meijer als griffier.

Uitspraak

15/4298 AW
Datum uitspraak: 2 februari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 27 mei 2015, 14/2216 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dijkgraaf. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V. de Kruijf-Stellaard en F.J.H. Gunther.

OVERWEGINGEN

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Daartoe is een stelsel van (uiteindelijk) 92 functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per functie. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en is vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, nr. 13079). Voor een uiteenzetting over de onderscheiden stappen in het kader van de invoering van het LFNP alsmede een weergave van de toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663 (uitspraken van 1 juni 2015).
1.2.
Appellant was werkzaam als [functie A] (salarisschaal 11) bij de districtsrecherche [plaatsnaam] .
1.3.
Bij besluit van 20 september 2011 is appellant met toepassing van artikel 65 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) met ingang van 1 juli 2011 de functie van Beleidsmedewerker B bij het [naam bureau] opgedragen; een functie gewaardeerd in salarisschaal 10. Vermeld is dat de rechtspositie van appellant ongewijzigd blijft en hij heeft salarisschaal 11 behouden. In dit besluit is opgenomen dat deze functie tevens de actuele uitgangspunt is in het kader van het LFNP. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit.
1.4.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Operationeel Specialist B (salarisschaal 10). Bij besluit van 4 juli 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Volgens appellant is de matching in zijn geval onhoudbaar te achten, omdat sprake is geweest van een evidente administratieve fout waardoor geen correcte match heeft plaatsgevonden. Appellant beroept zich op het vertrouwensbeginsel. Met appellant is de loopbaanafspraak gemaakt dat hij zou worden geplaatst als kwaliteitsondersteuner opsporing, schaal 11 (Beleidsmedewerker C). Twee hogere functionarissen hebben dit bevestigd en de (administratieve) fout erkend. Dan past het een zorgvuldig handelend gezag de gemaakte fout te erkennen en te herstellen. Verder acht appellant het in strijd met het gelijkheidsbeginsel dat van de drie medewerkers van het [naam bureau] alleen appellant is gematcht naar Operationeel Specialist B. Ten slotte voert appellant aan dat in zijn geval de hardheidsclausule had moeten worden toegepast.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de matching van de functie Beleidsmedewerker B met de functie Operationeel Specialist B in overeenstemming is met de transponeringstabel behorend bij de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling).
4.2.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat uit de mails van de twee hogere functionarissen niet kan worden opgemaakt dat appellant zou zijn toegezegd dat hij in het kader van het LNFP in een functie met schaal 11 zou worden gematcht. Wat appellant hierover aanvoert, ziet op de in het besluit van 20 september 2011 vastgestelde uitgangspositie. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit, zodat dit besluit in rechte is komen vast te staan. In het kader van deze procedure over de matching kan het daarom niet aan de orde komen.
4.3.
Het beroep van appellant op het gelijkheidsbeginsel slaagt evenmin. De korpschef heeft gemotiveerd betoogd dat de situatie van de door appellant genoemde collega’s niet gelijk is aan die van appellant. De genoemde collega’s hadden een andere korpsfunctiebeschrijving en een andere uitgangspositie voor de toekomstige LFNP-functie dan appellant.
4.4.1.
De in artikel 5, vierde lid, van de Regeling neergelegde hardheidsclausule ziet naar aard en bewoordingen op onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen en op bijzondere situaties die de regelgever bij het tot stand brengen van de Regeling niet heeft voorzien. De Raad verwijst naar zijn uitspraken genoemd in 1.1.
4.4.2.
In het kader van zijn beroep op de hardheidsclausule heeft appellant naar voren gebracht dat hij financieel nadeel lijdt nu hij als gevolg van het bestreden besluit geen recht heeft op periodieken voor Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW). Dit betoog treft geen doel. De toekenning van OVW-periodieken heeft betrekking op de waardering van de LFNP-functie. Deze waarderingskwestie speelt geen rol in het kader van de toekenning van en overgang naar een functie uit het LFNP.
4.4.3.
Volgens appellant is verder sprake van onbillijkheden van overwegende aard, omdat de kans reëel is dat hij nu schaal 10-werk moet gaan doen. Hij gaat dan werk onder zijn niveau doen en dat gaat ten koste van zijn werkplezier. Ook dit betoog treft geen doel. Al met het besluit van 20 september 2011 is appellant een schaal 10-functie opgedragen. Deze functie is de uitgangspositie voor de matching. De hardheidsclausule is niet bedoeld om alsnog wijzigingen te kunnen aanbrengen in de uitgangspositie.
4.4.4.
Appellant heeft ten slotte naar voren gebracht dat de kans reëel is dat bij een volgende reorganisatie de schaal wel wordt afgenomen en de onzekerheid alleen maar toeneemt. Dit betoog slaagt evenmin, reeds omdat de door appellant genoemde situatie van onzekerheid geen individuele omstandigheid of bijzondere situatie is.
4.4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie die noopt tot toepassing van de hardheidsclausule.
4.5.
Uit 4.2. tot en met 4.4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2017.
(getekend) J.N.A. Bootsma
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD