In deze zaak heeft appellant, werkzaam als [functie A] bij de voormalige politieregio [regio A], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen een besluit van de korpschef van politie ongegrond verklaard. Appellant had verzocht om bevordering naar de functie van senior Gebiedsgebonden Politie, maar zijn verzoek werd niet in behandeling genomen. Na een eerdere afwijzing van zijn verzoek om bevordering, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen de brief waarin zijn verzoek niet werd behandeld. De korpschef verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding en het ontbreken van nieuwe feiten.
De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Hij betoogde dat de rechtbank had miskend dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat hij belang had bij het in behandeling nemen van zijn oorspronkelijke verzoek. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep, omdat het resultaat dat hij nastreeft, namelijk bevordering, niet meer kan worden bereikt. Het eerdere besluit van de korpschef staat immers vast en er is geen hoger beroep ingesteld tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank.
Daarom heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk, en is openbaar uitgesproken op 16 november 2017.