ECLI:NL:CRVB:2017:4134

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
16/6951 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van procesbelang in ambtenarenrechtelijke bevorderingszaak

In deze zaak heeft appellant, werkzaam als [functie A] bij de voormalige politieregio [regio A], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen een besluit van de korpschef van politie ongegrond verklaard. Appellant had verzocht om bevordering naar de functie van senior Gebiedsgebonden Politie, maar zijn verzoek werd niet in behandeling genomen. Na een eerdere afwijzing van zijn verzoek om bevordering, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen de brief waarin zijn verzoek niet werd behandeld. De korpschef verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding en het ontbreken van nieuwe feiten.

De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Hij betoogde dat de rechtbank had miskend dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat hij belang had bij het in behandeling nemen van zijn oorspronkelijke verzoek. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep, omdat het resultaat dat hij nastreeft, namelijk bevordering, niet meer kan worden bereikt. Het eerdere besluit van de korpschef staat immers vast en er is geen hoger beroep ingesteld tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Daarom heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk, en is openbaar uitgesproken op 16 november 2017.

Uitspraak

16/6951 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 27 september 2016, 16/1363 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
Datum uitspraak: 16 november 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [naam K] hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door [naam K]. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.C.M. Steenberghe.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als [functie A] bij de voormalige politieregio [regio A], thans de Eenheid [eenheid].
1.2.
Appellant heeft op 14 oktober 2012 door middel van een brief aan de korpschef verzocht om bevordering naar de functie van senior Gebiedsgebonden Politie (GGP) op grond van het loopbaanbeleid. Het plaatsvervangend hoofd personeel en organisatie van het voormalige korps [regio A] heeft appellant bij brief van 30 oktober 2012 bericht dat het verzoek niet in behandeling wordt genomen en dat zijn verzoek, waarbij een recente beoordeling hoort, via de groepschef moet worden ingediend. Appellant heeft zijn verzoek om bevordering op 12 november 2012 opnieuw ingediend, waarop de korpschef bij besluit van 11 juli 2013, gehandhaafd bij besluit van 28 februari 2014, afwijzend heeft beslist.
1.3.
Bij uitspraak van 19 december 2014 (ECLI:NL:RBOVE:2014:6800) heeft de rechtbank het tegen het besluit van 28 februari 2014 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
1.4.
Bij brief van 8 maart 2016 heeft [naam K] namens appellant bezwaar gemaakt tegen de brief van 30 oktober 2012 waarbij het verzoek om bevordering niet in behandeling is genomen. Bij besluit van 18 mei 2016 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een niet verschoonbare termijnoverschrijding. Daarnaast heeft appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan van het besluit van 28 februari 2014 dient te worden teruggekomen. Ook heeft appellant er geen belang bij dat zijn verzoek alsnog in behandeling wordt genomen, nu een later ingediend en gelijkluidend verzoek reeds in behandeling is genomen en is afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de aangevallen uitspraak in hoger beroep bestreden en betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat hij wel degelijk belang heeft bij het in behandeling nemen van het eerste verzoek om bevordering van 14 oktober 2012, omdat zo kan worden vastgesteld of appellant wel voor bevordering in aanmerking zou zijn gekomen als hij hoger beroep had ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 19 december 2014.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of appellant een procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874) is voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft, bepalend of het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het is evident dat appellant met zijn hoger beroep niet kan bereiken dat hij alsnog wordt bevorderd, nu op zijn verzoek om bevordering reeds afwijzend is beslist en dat besluit inmiddels in rechte vaststaat. Dat appellant geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van
19 december 2014, omdat hem dat destijds is afgeraden, levert geen (proces)belang op, evenmin als de wens van appellant om nogmaals een beslissing op zijn verzoek om bevordering te krijgen.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep wegens het ontbreken van procesbelang
niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2017.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) L.V. van Donk

HD