ECLI:NL:CRVB:2017:4081
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen verlaging van WGA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die sinds 20 mei 2013 een WGA-uitkering ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen een brief van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 2 juli 2015, waarin haar werd meegedeeld dat haar uitkering van 1 juli 2015 tot en met 31 augustus 2015 met 20% zou worden verlaagd. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, omdat de brief van het Uwv niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de brief van het Uwv slechts informatief was en niet op rechtsgevolg gericht. De Stichting, als eigenrisicodrager, had appellante al eerder geïnformeerd over de verlaging van haar uitkering, waardoor de brief van het Uwv niet als besluit kon worden beschouwd. De Raad benadrukte dat het eigenrisicodragerschap van de Stichting meebracht dat zij bevoegd was om een maatregel op te leggen, en niet het Uwv. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en stelde dat appellante tegen het besluit van de Stichting bezwaar kon maken.