ECLI:NL:CRVB:2017:4079
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WIA-uitkering en de arbeidsongeschiktheid van appellant na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WIA-uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld wegens psychische klachten. Appellant had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv had vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid per 3 april 2008 minder dan 35% was, waardoor hij geen recht had op een WIA-uitkering. Na een verslechtering van zijn gezondheid in 2014, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv om zijn uitkering niet te verhogen. De rechtbank Amsterdam had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen juist waren. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voerde aan dat zijn klachten niet goed waren ingeschat. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek zorgvuldig was en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies voor appellant passend waren, ondanks zijn psychische en lichamelijke klachten. De Raad wees het verzoek om een onafhankelijke deskundige in te schakelen af, omdat de diagnoses van de verzekeringsartsen overeenkwamen met die van de behandelaars van appellant. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 24 november 2017.