ECLI:NL:CRVB:2017:4059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verantwoording van een persoonsgebonden budget en de terugvordering door het Zorgkantoor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen van het Zorgkantoor voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Zorgkantoor had echter het pgb voor het jaar 2014 vastgesteld op nihil en een bedrag van € 1.628,33 teruggevorderd, omdat appellante geen facturen van haar zorgverlener had overgelegd en niet had voldaan aan de verplichtingen die aan de verlening van het pgb waren verbonden.
De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij het pgb daadwerkelijk had besteed aan AWBZ-zorg. De door appellante aangevoerde omstandigheden, waaronder het ontbreken van facturen, maakten niet dat het Zorgkantoor niet in redelijkheid tot zijn belangenafweging en de vaststelling van het pgb op nihil had kunnen komen. De Raad bevestigde dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en de onverschuldigd betaalde voorschotten terug te vorderen.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de verzekerde bij de verlening van een pgb en de noodzaak om aan deze verplichtingen te voldoen, zoals het overleggen van declaraties van de zorgverlener. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.