ECLI:NL:CRVB:2017:4022
Centrale Raad van Beroep
Beëindiging inschrijving politieopleiding wegens ernstige examenfraude
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, een aspirant politieambtenaar, had zijn inschrijving aan de Politieacademie verloren wegens ernstige examenfraude. De fraude bestond uit het verzinnen van een enquête en het plagiaat van een werkstuk van een andere student. De examencommissie had de inschrijving van de appellant op basis van de Onderwijs- en Examenregeling (OER) beëindigd. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de directeur van de Politieacademie terecht had geoordeeld dat de appellant willens en wetens handelingen had verricht om te frauderen. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de directeur in redelijkheid tot de beëindiging van de inschrijving had kunnen komen, ondanks het feit dat er geen overleg was geweest met het korps voorafgaand aan de besluitvorming. De Raad oordeelde dat de belangenafweging door de directeur niet disproportioneel was, gezien de ernst van de gepleegde fraude en de verwachtingen van integriteit voor politieambtenaren. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant geen doel trof en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.