ECLI:NL:CRVB:2017:399

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017
Zaaknummer
15/2872 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en de toekenning van de functie Docent A

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de beslissing van de korpschef van politie met betrekking tot de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De appellant, werkzaam als Docent/Instructeur, had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van de LFNP-functie van Docent A, die was vastgesteld op 16 december 2013. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de keuze voor het domein Ondersteuning voldoende gemotiveerd is en dat er geen aanleiding is voor een dubbele match. De Raad stelt vast dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat onhoudbaar is. De Raad verwerpt ook het beroep op de hardheidsclausule, omdat de omstandigheden die de appellant naar voren heeft gebracht niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/2872 AW
Datum uitspraak: 2 februari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 maart 2015, 14/4756 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C. Claessens hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft desgevraagd nadere stukken ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is bij besluit van 21 oktober 2011 vastgesteld op de functie van Docent/Instructeur, met als specifieke werkzaamheden (taakaccent) ‘motorrijder’, salarisschaal 8.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Docent A, met als vakgebied Docenten, gewaardeerd in salarisschaal 8. Bij besluit van 12 juni 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor zover appellant betoogt dat de rechtbank de bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling), de transponeringstabel, ten onrechte heeft aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift en dat deze niet als grondslag voor het bestreden besluit had mogen dienen, slaagt dit betoog niet. Verwezen wordt naar de onder 1.1 genoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550. Het overwogene in die uitspraak in aanmerking genomen, stelt appellant op zichzelf beschouwd terecht dat de transponeringstabel het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, maar dat neemt niet weg dat de tabel als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij de korpschef in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.2.1.
Voor zover appellant betoogt dat het matchen op schaal, in plaats van het matchen op inhoud, zozeer afbreuk doet aan de zorgvuldigheid en rechtszekerheid dat artikel 3, vierde lid, van de Regeling ten aanzien van hem buiten toepassing moet blijven, treft dit betoog geen doel. De Raad verwijst naar de meergenoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550, met name overwegingen 7.2 tot en met 7.3.2. De Raad heeft in die uitspraak in het bijzonder geoordeeld dat de wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776) niet kan leiden tot het oordeel dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling ernstige feilen kleven.
4.2.2.
Dat appellant door de wijziging op het verkeerde been is gezet valt niet in te zien. Indien hij in het kader van het aan de matching voorafgaande proces van functieonderhoud en vaststelling van de uitgangspositie heeft nagelaten feiten of omstandigheden naar voren te brengen waarop hij zich nog dacht te kunnen beroepen in het kader van de matching, komt dit voor zijn eigen risico. Daarbij is van belang dat een geslaagd beroep op functieonderhoud zou hebben geleid tot een nieuwe functiewaardering en daarmee mogelijkerwijs tot een hogere functieschaal.
4.3.1.
Appellant heeft betoogd dat het resultaat van de matching onjuist is. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat wat betreft zijn (korps)functie niet het domein Ondersteuning het meest vergelijkbaar is, maar het domein Uitvoering. Appellant verrichtte uit hoofde van zijn (korps)functie gedeeltelijk executieve werkzaamheden, was wapendragend, werkzaam in de operatie en leverde aldus een directe bijdrage aan de politietaak.
4.3.2.
De functie van Docent/Instructeur is blijkens de korpsfunctiebeschrijving in het bijzonder gericht op het overdragen van vakkennis en het aanleren van vakgerichte vaardigheden. De functie draagt bij aan het vakspecialistische onderwijs binnen de betreffende operationele dienst (of dienstonderdeel) en is gericht op een (verdieping van) specialisme dan wel (de verzorging van) praktijk- en operationeel gerichte opleidingen. Daarbij kan de nadruk liggen op verschillende vakdisciplines, zoals paardrijden, autorijden, luchtwaarneming, schietvaardigheden, fysiek-mentale vorming of wetskennis.
4.3.3.
Blijkens het functievergelijkingsformulier is binnen het domein Ondersteuning gekozen voor het vakgebied Docenten op grond van de volgende overwegingen:
“Docenten dragen bij aan een effectieve en efficiënte organisatie door cursisten op te leiden tot competente medewerkers, die daarmee beschikken over politiespecifieke kennis, vaardigheden, en gedragskenmerken (competenties), in overeenstemming met de gevraagde deskundigheid in hun (beoogde) functie, voor nu en in de toekomst. Docenten ontwikkelen onderwijspakketten die nauw aansluiten aan de actuele deskundigheidsvereisten in vastgestelde functies van de Nederlandse Politie. Voor dit vakgebied is gekozen, omdat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden uit de korpsfunctie hiermee het meest vergelijkbaar is.”
4.3.4.
De kern van de korpsfunctie van appellant bestaat - zo volgt uit 4.3.3 - uit kennisoverdracht en/of het bijbrengen van vaardigheden. Voor zover de feitelijke situatie zou afwijken van de beschrijving van de korpsfunctie, geldt dat de functiebeschrijving leidend is bij de matching en dat het voor rekening en risico van appellant komt dat hij heeft berust in het besluit van 21 oktober 2011 tot vaststelling van zijn uitgangspositie. Blijkens pagina 50 van de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding) is het wezenskenmerk van een docent de overdracht van kennis en/of het aanleren van vaardigheden. Indien uit een korpsfunctiebeschrijving blijkt dat in overwegende mate sprake is van de hiervoor bedoelde elementen, is het domein Ondersteuning, vakgebieden Docenten, het meest vergelijkbaar. Dat het domein Ondersteuning het meest vergelijkbaar is, volgt uit de keuze zoals gemaakt in het systeem LFNP. In dit domein komt immers het vakgebied Docenten voor. Dat een docent mogelijkerwijze deelneemt of ter plaatse doceert aan de (dagelijkse) politiepraktijk en/of zelf risico loopt in het kader van praktijklessen, maakt vorenstaande niet anders, gelet op meergenoemde systeemkeuze, aldus de Handleiding. Gelet op de korpsfunctiebeschrijving, de toelichting in de Handleiding alsmede de in het functievergelijkingsformulier gegeven motivering, acht de Raad de keuze voor het domein Ondersteuning voldoende (inzichtelijk) gemotiveerd (vergelijk de uitspraak van de Raad van 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710).
4.4.
De Raad verwerpt eveneens het betoog van appellant dat in zijn geval aanleiding bestaat voor een zogeheten dubbele match, waarbij twee LFNP-functies worden vastgesteld als de meest vergelijkbare. Blijkens de meergenoemde Handleiding (pagina 13), voor zover hier van belang, is een dubbele match aangewezen in de als uitzonderlijk te beschouwen situatie waarin sprake is van een korpsfunctiebeschrijving met twee hoofdbestanddelen die qua omvang elk precies de helft van de functie omvatten. Aan deze voorwaarde is in het geval van appellant niet voldaan.
4.5.
In aanmerking genomen dat het hoofdbestanddeel van de korpsfunctie van appellant bestaat uit kennisoverdracht en/of het bijbrengen van vaardigheden, heeft de korpschef niet ten onrechte de LFNP-functie van Docent A, met als vakgebied Docenten, aan appellant toegekend.
4.6.
De conclusie is dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende voor de conclusie dat het resultaat van de matching (anderszins) onhoudbaar is te achten.
4.7.1.
Appellant heeft ten slotte betoogd dat zijn beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen.
4.7.2.
Vooropgesteld wordt dat de in artikel 5, vierde lid, van de Regeling neergelegde hardheidsclausule naar aard en bewoordingen ziet op onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen en op bijzondere situaties die de regelgever bij het tot stand brengen van de Regeling niet heeft voorzien. Hierin ligt besloten dat de korpschef niet gehouden was tot een beleidsmatige invulling van voor de toepassing van de hardheidsclausule te hanteren maatstaven. Het andersluidende betoog van appellant moet worden verworpen.
4.7.3.
De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van artikel 5, vierde lid, van de Regeling. Uit de meergenoemde Handleiding volgt dat het een bewuste keuze is geweest om docenten onder te brengen in het domein Ondersteuning. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat de hardheidsclausule niet is bedoeld om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie vastgelegd hadden kunnen zijn. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren. Dit volgt ook uit de toelichting op artikel 5, vierde lid, van de Regeling, waarin het grote belang is benadrukt van een juiste vaststelling van de uitgangspositie. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550. Nu appellant heeft berust in het besluit van 21 oktober 2011 tot vaststelling van zijn uitgangspositie is zijn uitgangspositie op 31 december 2011 in rechte komen vast te staan. Het betoog slaagt dus niet.
4.8.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2017.
(getekend) J.N.A. Bootsma
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD