ECLI:NL:CRVB:2017:3986
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR)
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1944 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend voor toekenning op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) in juni 2015. De aanvraag werd afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad op 30 oktober 2015, omdat niet voldoende was aangetoond dat appellante in omstandigheden heeft verkeerd die onder de AOR vallen. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.C.M. van Berkel. Tijdens de zitting op 7 september 2017 heeft appellante haar standpunt toegelicht, maar de Raad heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde omstandigheden. De Raad heeft de eigen verklaring van appellante en de verklaring van een getuige, mevrouw [A], beoordeeld, maar deze bevatten te veel onvolkomenheden om als bewijs te dienen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op een zeer jonge leeftijd verkeerde en dat de details van haar verklaring niet concreet genoeg zijn om de aanvraag te onderbouwen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de Pensioen- en Uitkeringsraad geen onterecht onderzoek heeft nagelaten naar het relatiedossier van de broer van appellante's vader. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.